Skip to content

Waarom een te rooskleurig mensbeeld ons als samenleving in de staart bijt.

‘De meeste mensen deugen’. Het is een zinnetje dat ik vaak tegenkom in gesprekken en onze trainingen. Het is afkomstig uit een gelijknamig boek dat door een indrukwekkende hoeveelheid mensen bejubeld en bekroond wordt. De boodschap uit het boek is echter bij me blijven knagen. Ben ik het zo oneens met de titel? Nee. Ik vind al tijden dat de meeste mensen deugen. Maar deugdelijke mensen doen ondeugdelijke dingen. Daar zit mijn probleem met deze visie die zo succesvol is verspreid onder vele lezers. Het is de aai over de bol die de lezers zo heerlijk vinden. Maar daarmee worden we ook het bos in gestuurd. En dat geeft voeding aan boosheid, machteloosheid en onverdraagzaamheid. In dit artikel licht ik dit toe en leg ik uit waarom een minder rooskleurig mensbeeld ons als samenleving veel meer te bieden heeft.

Allereerst wil ik mijn bewondering uitspreken voor het schrijftalent van Rutger Bregman. Zijn boek leest als een trein en wat een heerlijk warm bad schotelt hij ons voor. We deugen (bijna) allemaal. En de ondeugdelijke dingen waar we nu mee te maken hebben, die is door onze moderne beschaving ontstaan. Daarmee krijgen we als mens een geruststellende aai over de bol. Wees gerust; u deugt. Dit warme bad blijft echter maar heel kort aangenaam, want die aai over de bol leidt tot een paradox. Hij brengt ons een hoop narigheid, die ik later in dit artikel verder uitleg.

De grote vraag die ik eerst wil beantwoorden is: heeft Bregman een punt met zijn visie, of slaat hij de plank mis? Mijns inziens kom ik uit op het tweede. Ik leg uit waarom.

Een radicaal idee?

Rutger Bregman noemt in zijn boek het idee dat de meeste mensen deugen een radicaal nieuw idee. Maar zijn standpunt is helemaal geen radicaal idee; het is een heel oud idee. Bregman kiest namelijk slechts een kant in een oude discussie (Rousseau vs. Hobbes), terwijl de wetenschap in werkelijkheid al een stuk verder is. Maar een radicaal idee maakt een boek wel veel spannender om te lezen. Voor een radicaal nieuw idee heb je echter ook tegenstanders nodig; een antagonist waar je je tegen af kunt zetten. Bregman creëert die antagonist zelf door een aantal belangrijke schrijvers in de hoek van ‘slechte’ denkers te zetten, terwijl dat helemaal niet zo is. Zo weet hij in een paar zinnen een geraffineerde en inzichtgevende bestseller van Steven Pinker (The better Angels of our Nature) weg te zetten als een eenzijdig verhaal over de natuurlijke wreedheid van de mens. Hij vat het boek zo eenzijdig samen dat ik me afvraag of hij verder is gekomen dan de helft van de achterflap. Dat Pinker helemaal niet tot die conclusie kwam, dat verraadt de titel al. Maar Bregman lijkt op vastberaden missie om die nuance niet te noemen.

Toegegeven, de meeste boeken van Pinker zijn een stuk minder toegankelijke kost en dat is jammer. Om je een idee te geven: De bijdrage van Bregman had ik in 2 dagen uit. Het boek ‘The better Angels of our Nature’ van Pinker vroeg daarentegen wekenlang leeswerk, overpeinzen, teruglezen wat ik niet begreep en soms met een zucht weer wegleggen. Taaie stof vond ik het soms. Maar dat krijg je met een genuanceerd wetenschappelijk boek die onze aard van verschillende kanten belicht. Er zijn nogal wat pagina’s nodig om de complexiteit van ons brein en het ontstaan van de mooie én de lelijke kanten van ons gedrag weloverwogen uit de doeken te doen. Waar het boek van Bregman de toegankelijkheid heeft van het kartonnen deurtje van het dozenhuis van je kleine neefje -compleet met gezellige anecdotes over knuffelhondjes- , daar valt de toegankelijkheid van het boek van Pinker te vergelijken met de dikke kluisdeur van een goed beveiligde bank.

Voor mensen die Kahnemans ‘Thinking Fast and Slow’ kennen: ‘De meeste mensen deugen’ is een genot voor ons denksysteem 1: Het leest als een snelle roman met een heerlijk happy end. En aan het eind heb je ook nog het gevoel dat je snapt hoe de wereld en de mens écht in elkaar steekt. Een strik erom en klaar. Ik begrijp die hoge verkoopcijfers wel. En deze zijn hem van harte gegund, ik heb niets aan te merken op zijn schrijftalenten en er valt zeker iets te zeggen voor zijn verdienste dat hij zoveel mensen aan het lezen heeft gekregen. Het is alleen zo jammer dat hij voor dat lekkere gevoel bij zijn lezers een aantal onmisbare en genuanceerde schrijvers moet offeren die daarna dus ook door zijn lezers achteloos in de ‘Nèh’- hoek worden gesmeten.

Egoïstische genen of egoïstische wij?

Neem ook ‘The Selfish Gene’ van Richard Dawkins. Als Dawkins iets had om gedeprimeerd van te worden, dan waren het wel al die mensen die zijn boek verkeerd begrepen. ‘The selfish gene’ gaat helemaal niet over onze egoïstische aard. Het gaat over onze ‘egoïstische genen’. En dat betekent niets meer dan dit: Je kunt ons erfelijke materiaal zien als pakketjes die via een gastheer worden doorgegeven naar de volgende generatie. Die gastheer zijn wij. En al het gedrag dat deze gastheer vertoont, bepaalt of het pakketje genen ergens vroegtijdig uitsterft, of doorleeft in onze kinderen. Genen zijn ‘egoïstisch’ in het feit dat ze geen onderscheid maken tussen lelijk en mooi gedrag. Ze hebben immers geen brein; het zijn gewoon pakketjes erfelijk materiaal. Al het gedrag dat gastheren- en vrouwen helpt om lang genoeg te leven en kinderen te krijgen, dat wordt dus via die pakketjes genen in de volgende generatie automatisch versterkt. Precies zoals de evolutietheorie voorschrijft.

Dus als Piet zijn overlevingskansen vergroot en kinderen krijgt door de hele dag anderen te helpen, ‘Hebt U naasten lief’ te zingen en ’s ochtends met een emmer 10 rondjes om zijn huis te rennen, dan wordt dit gedrag doorgegeven aan de volgende generatie. Dan heeft Piet nog steeds egoïstische genen, ook als hij handelt als de grootste altruïst (met een emmer) op aarde. En wat bepaalt dan precies welk gedrag in een soort wordt doorgegeven? Dat is onze omgeving. Onze omgeving bepaalt welk gedrag ‘slim’ is en welk gedrag niet. Zo kunnen onze egoïstische genen altruïstisch gedrag doorgeven, als dat een slimme aanpassing is op de omgeving. En dat geldt net zo goed voor de minder mooie kanten van ons gedrag. Als de omgeving maakt dat geweld of het onderdrukken van anderen tot nageslacht leidt, dan wordt precies dát gedrag in ons brein door de generaties heen verankerd.

En het leven vroeger was geen gezellige kampeertrip. Met alleen lief lachen en mensen liefkozen ging je zeer waarschijnlijk op jonge leeftijd roemloos en kindloos ten onder aan de meer gehaaide exemplaren. En de echte bullies waren ook geen lang leven beschoren, die hielden al snel geen vrienden meer over om zich op uit te leven. Wij hebben over vele generaties de pakketjes genen ontvangen van de mensen die een guldenmiddenweg vonden tussen beide uitersten. Dat idee en besef is belangrijk en geeft ruimte aan een genuanceerd begrip over de tweezijdigheid van onze aard. Het is altruïsme, empathie en naastenliefde die ons zover hebben gebracht. Evenals strategische oorlogvoering, geweld, achterdocht en wraak. Een hele wetenschapstak is hier ondertussen al over ontstaan; de speltheorie. Google eens op ‘Evolution of Trust’ om kennis te maken met een meer realistische kijk op de evolutie van ons gedrag.

Bregman maakt mijns inziens dezelfde fout door Dawkins, net als Pinker, in een hoek van denkers te plaatsen die kennelijk vond dat iedereen van nature egoïstisch, wreed en slecht was. Om vervolgens zijn ‘radicale’ relaas te beginnen waarom echt het tegendeel het geval is. Daarmee wordt zijn proza een pleidooi voor eenzijdig rooskleurig mensbeeld dat op de korte termijn lekker voelt, maar op de langere termijn ons in de staart bijt.

De paradox van een (te) rooskleurig mensbeeld.

Wat is nu eigenlijk het grootste probleem van een te rooskleurig mensbeeld, zoals o.a. Bregman deze schetst? Ik teken ze voor je uit.

  1. Het voedt de onterechte gedachte die iedereen wel eens van zijn grootouders heeft gehoord: ‘Vroeger was alles beter’. Met andere woorden; als we vroeger op aaibare puppies leken, dan is alles nu veel slechter geworden en zitten we in een spiraal van verval. Hoeveel ruimte biedt dat voor optimisme en creativiteit? Nada. Het maakt ons pessimistisch en cynisch; dat is een schrale voedingsbodem voor oplossingen en verbeteringen.
  2. Het maak het makkelijk om anderen persoonlijk te veroordelen. Als wij deugen, dan kunnen we het ondeugdelijke gedrag vastplakken aan die kleine minderheid van ondeugdelijke mensen en gecorrumpeerde machtsfiguren. We kunnen legitiem boos worden op anderen en andere mensen de schuld geven van de problemen die we nu ervaren. Als we hen opsporen, publiekelijk door het slijk trekken en uitbannen, dan is het misschien nog niet te laat voor onze redding. Ik zie deze neiging ook terug in de nasleep van The Voice, waarin nog veel meer mannen van hun voetstuk worden getrokken omdat zij zich volgens onze huidige normen in het verleden grensoverschrijdend zouden hebben gedragen. Een heksenjacht ligt op de loer, wat mijns inziens een grote stap in de verkeerde richting is.
  3. Als ondeugdelijk gedrag een product is van onze moderne samenleving, dan mogen ouders en leerkrachten zich bergen. Wee je gebeente als jij een kind hebt dat zich niet volgens de regels der deugdzaamheid gedraagt. Dan heb je het verkeerde normen en waarden aangeleerd en moet je naar de opvoedschool. Wat mij betreft één van de afschuwelijkste misvattingen die mensen elkaar aanpraten. De opvoedingshypothese heeft al veel wereldproblemen onterecht in de schoenen van ouders en opvoeders geschoven. Hopelijk komen we er ooit nog eens vanaf.

Een tweezijdig mensbeeld geeft ruimte aan oplossingen en mildheid.

Als we ons realiseren dat veel ondeugdelijk gedrag van nature ook onder bepaalde omstandigheden in onszelf naar boven kan komen, dan voelen we ons meer genoodzaakt om naar de omstandigheden kijken waarin gedrag van mensen plaatsvindt. Dat doen we ook in onze ContextMakers masterclasses. Deelnemers ervaren daar de tweezijdigheid van hun eigen gedrag en dat geeft interessante gesprekken en reflecties op hun eigen handelen, maar ook op het gedrag van de mensen in hun directe (werk)omgeving. Er is geen betere leermeester dan onze eigen ervaring.

En dat is belangrijk. Want we moeten omarmen dat we twee kanten in ons hebben. Dat besef maakt ons heel. En het besef van heelheid gaat gepaard met verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid om in de spiegel te kijken. En ons te realiseren dat ondeugdelijk gedrag in evolutionaire termen vaak óók nuttig gedrag was. Dat uitbuiting, achterdocht, wraak en geweld net zo goed hun evolutionaire vruchten hebben afgeworpen als onze buitengewone gave voor sympathie, taal en verbinding. Dat in de aangeboren structuren van ons brein dus ook beide kanten vertegenwoordigd zijn. Dat dit brein in jouw hoofd zit en ook in het mijne. En ook in dat van je broer, je pasgeboren dochter en in het hoofd van de grootste pestkop op school. Dat die pestkop met hetzelfde brein zijn zusje beschermt en zijn oma in het verzorgingshuis bezoekt.

Dat maakt dat we ondeugdelijk gedrag zeker niet vergoelijken, maar dat we het omarmen als iets dat van ons allemaal is. Dan pas gaan we op zoek gaan naar duurzame oplossingen in onze samenleving om gedrag dat we onacceptabel vinden verder uit te bannen. Als we omstandigheden scheppen die de mooie kanten van ons gedrag de ruimte geven, maar de donkere kanten verder terugdringen, dan zitten we op de goede weg. Als we weten dat beide kanten in ons verscholen liggen, dan kijken we dus ook met meer nieuwsgierigheid naar het verleden. Wat hebben we toen allemaal al gedaan om het leven in de maatschappij veiliger, leuker, gelijkwaardiger en liefdevoller te maken? Wat maakt dat we al zoveel verder gekomen zijn ten opzichte van enkele eeuwen en decennia geleden? We gaan ons realiseren dat we al op een goed pad zitten en dat we kunnen leren van onze ervaringen. Dat levert veel meer handelingsperspectief op dan het idee dat we steeds verder afdalen op de morele ladder van onze beschaving en geen idee hebben hoe we die misère moeten zien te keren.

Uit het verdomhoekje

In dit artikel breek ik een lans voor belangrijke schrijvers die juist nu veel meer op het netvlies moeten komen. De schrijvers die Bregman in de hoek smijt, die wil ik uit het verdomhoekje halen.

Dus spreekt dit artikel je aan? Wil je andere perspectieven onderzoeken? Schenk jezelf dan een glas wijn of een grote kop thee in, of trek een biertje open. Sla het boek ‘The better angels of our nature‘ van Steven Pinker open en sla dan om te beginnen de eerste 7 hoofdstukken even over. In hoofdstuk 8 begint het met ‘inner demons‘, maar hoofdstuk 9 gaat over ‘better angels‘. Doe jezelf de belofte: ”Als ik eraan begin, dan vorm ik pas een mening als ik beide hoofdstukken gelezen heb”. Dat vroeg dus in mijn ervaring wel wat avonden lezen, overpeinzen, wegleggen en weer oppakken. Als je deze uren wilt investeren, dan kun je zelf pas goed beoordelen of Steven Pinker echt zo zwart over de mensheid denkt of dat het veel genuanceerder ligt dan Bregman je in zijn boek wil doen geloven.

Ben je daarna op dreef?

Lees dan op je gemakje zijn nieuwere boek: ‘Enlightenment now!’ De boodschap heeft raakvlakken met zijn vorige boek, maar het is toegankelijker geschreven. Het boek tekent in detail uit waar onze vooruitgang zit en hoe we daarop voort kunnen borduren. Het is daarmee een ware verfrissing tussen de apocalyptische en pessimistische berichten over onze cultuur, ons rechtssysteem, de politiek en de (gender-)ongelijkheid waar we ons vandaag de dag druk over maken.

Interesse gewekt, maar liever doen dan lezen?

Kom dan eens naar onze masterclass, waar we je de tweezijdigheid van onze aard in een halve dag zelf laten ervaren en je laten zien hoe je daar in de praktijk mee aan de slag kunt. Je zult verrast zijn hoeveel creativiteit en handelingsperspectieven dat biedt. En bovenal; hoeveel optimistisme er schuil gaat onder het idee dat we óók de donkere kant van ons gedrag dichter bij ons dragen dan de populaire boeken van vandaag ons willen doen geloven.