Skip to content

Waarom het een goede zaak is dat Rutte niet wil vertrekken.

Onze minister president Mark Rutte heeft een loodzware week gehad, dat zal niemand ontgaan zijn. Als ergens goed uit blijkt hoe een mening over een leider in een oogwenk kan veranderen, dan is de Ollongren-foto het klinkende voorbeeld. Twee miljoen kiezers hadden op hem gestemd; hij was volgens velen de leider waar dit land nu behoefte aan heeft. Nu zie je in veel commentaren dat Mark Rutte heeft afgedaan, ‘zijn hand overspeeld heeft ‘ en met zijn geheugenverlies definitief door de mand is gevallen. De kamer oordeelde snoeihard met een breed gesteunde motie van wantrouwen en een nagenoeg volledig gesteunde motie van afkeuring. De boodschap was duidelijk; ‘Mark Rutte moet weg’.

Het lijkt op het eerste gezicht een logische en rechtvaardige reflex. De ontwikkelingen rond de Ollongren-foto en het daaropvolgende debat wekken op zijn minst de indruk dat de minister-president strategische gesprekken heeft gevoerd over het inperken van de invloed van een kritisch kamerlid. Het woord ‘machtsmisbruik’ valt en dan moeten er koppen rollen. Dat is enerzijds begrijpelijk, want het geeft de boodschap af: ‘Wij tolereren geen wanbeleid van onze machtsfiguren en zullen dat aan iedereen kenbaar maken door hen publiekelijk de rug toe te keren’. Zo krijgen de problemen een gezicht en een naam. En door deze namen vervolgens te elimineren, kan ook de schijn gewekt worden dat het probleem wordt opgelost. Overigens is de politiek hier niet uniek in. Het gebeurt ook aan de lopende band in organisaties. Als er tekenen van wanbeleid of machtsmisbruik over een organisatie in de openbaarheid komen, dan is het kort wachten op het moment dat bestuursleden met naam en toenaam uit het bestuur worden verwijderd. Een schone lei begint met schoon bestuur.

De offerschaal als wondermiddel om snel van het probleem af te zijn.

Het lijkt een logische gedachte, maar het gevaar dat hierin schuilt is dat de focus veel te veel komt te liggen op de personen die op de offerschaal liggen. Zo wordt er op social media stevig gediscussieerd of Mark Rutte nu een goede leider is die ons tijdens crises het houvast biedt dat we nodig hebben, of een machtsbeluste ‘one man show’ die in achterkamertjes zijn eigen regels maakt en critici de mond snoert. Deze focus op de eigenschappen van de machtsfiguur geeft alle ruimte om de context waarin dit gedrag heeft kunnen ontstaan te laten voor wat het is. Er wordt nieuw bestuur en een nieuwe minister-president aangesteld. We geloven in ‘het nieuwe leiderschap’ van de nieuwe bestuursleden en hopen dat hiermee ook de oude problemen van het toneel verdwijnen. Deze manier van denken hoort bij een denkfout die we moeten proberen te voorkomen: de fundamentele attributiefout.

De fundamentele attributiefout ligt overal op de loer.

De fundamentele attributiefout komt er in het kort op neer dat we de oorzaak van gedrag dat we van anderen zien hoofdzakelijk toeschrijven aan persoonseigenschappen. We onderschatten de invloed van context op dit gedrag. Het is een heel normale denkfout, maar hij kan grote gevolgen hebben. In organisaties zorgt hij er bijvoorbeeld voor dat medewerkers die ongewenst gedrag vertonen het label ‘functioneringsprobleem’ krijgen. Of dat samenwerkingsproblemen worden toegeschreven aan een gebrek aan vaardigheden. En hij kan ons verleiden om het wegwerken van een machtspersoon te zien als de oplossing van een probleem dat haar belangrijkste causale wortels heeft in de context.

Als Rutte zou gaan, dan geeft dat ruim baan voor de fundamentele attributiefout. We kunnen onszelf in slaap sussen met de gedachte: gelukkig heeft deze disfunctionerende leider het veld geruimd. Nu zit er iemand anders en dan zal alles beter worden. Maar als we ons realiseren dat gedrag vooral wordt gekweekt door de context, dan zullen we ook tot de conclusie moeten komen dat het nieuwe leiderschap snel zal vervallen in oude gedragspatronen als die context teveel bij het oude blijft.

We moeten gedwongen worden om verder te kijken dan de persoon

Het feit dat Rutte weigert om te vertrekken kunnen we dus juist zien als een kans om verder te kijken dan de persoon Rutte. Het is een goede zaak dat hij er ‘keihard aan wil werken’ om het vertrouwen te herstellen. Hij had ook gewoon kunnen zwaaien en zeggen: ‘prima, regelen jullie het maar, tabee’. Het feit dat hij dat niet doet, vind ik getuigen van een oprechte drijfveer om de politieke context te veranderen. Hij zal dat niet in zijn eentje kunnen, omdat de context een veel en veel groter geheel vormt dan hijzelf. Zijn vasthoudendheid om aan te blijven zie ik dus niet als de koppige houding van een machtsfiguur om zijn troon te behouden. Hij weet namelijk als geen ander dat alle ogen als laserstralen op hem gericht zullen zijn. Iemand die niet intrinsiek gedreven is om gemaakte fouten uit het verleden recht te zetten, zou deze weg vol met drempels, gaten en publiekelijke argwaan graag aan zich voorbij laten gaan. Dat Mark Rutte niet op wil stappen juich ik toe. Juist omdat hij daarmee de kans biedt om constructief te werken aan een nieuwe politieke context die aan toekomstige leiders geen ruimte meer biedt om dezelfde fouten te maken als hijzelf. Als Rutte opstapt dan geeft de fundamentele attributiefout een veel te gemakkelijke uitweg om met een ‘opgeruimd staat netjes’-gevoel precies dezelfde fouten te blijven maken die hem de kop hebben gekost.